Omdat Greet & ik naar een voorstelling gingen van Stan rond Paul Eluard...
"Nous Deux" (1951)
Nous deux nous tenant par la main
Nous nous croyons partout chez nous
Sous l'arbre doux sous le ciel noir
Sous tous les toits au coin du feu
Dans la rue vide en plein soleil
Auprès des sages et des fous
Parmi les enfants et les grands
L'amour n'a rien de mystérieux
Nous sommes l'évidence même
Les amoureux se croient chez nous.
January 24, 2007
January 12, 2007
Petruscrisis? Interessante links over 'Specht en zoon'
Hebben jullie hem ook gezien, de Petruscrisis?
www.katholieknieuwsblad.nl/actueel22/kn2236c.htm
www.kerknet.be/kerkenleven/pdf/054607.pdf
En lees Kerk en Leven.
www.katholieknieuwsblad.nl/actueel22/kn2236c.htm
www.kerknet.be/kerkenleven/pdf/054607.pdf
En lees Kerk en Leven.
January 3, 2007
Apenkot
Een aep met zyne jongens.
'Elck moeder mint haer eygen kint.'
De koddige natuer heeft aen den aep gegeven
Een wonderlicken aert; hy leeft gelijck wy leven,
Hy doet gelijck wy doen, jae self de malle beest
Volgt oock de menschen naer in zynen mallen geest:
Wat dat een mensch begint, hy denckt dat al zijn saken
Sijn t'eenemael volmaeckt en niet om naer te maken,
Al sijn zy vol gebreck: den aep zijn joncxkens hout,
Die doch soo leelick sijn, de schoonste van het wout.
Jacob van Zevecote (1596-1642)
'Elck moeder mint haer eygen kint.'
De koddige natuer heeft aen den aep gegeven
Een wonderlicken aert; hy leeft gelijck wy leven,
Hy doet gelijck wy doen, jae self de malle beest
Volgt oock de menschen naer in zynen mallen geest:
Wat dat een mensch begint, hy denckt dat al zijn saken
Sijn t'eenemael volmaeckt en niet om naer te maken,
Al sijn zy vol gebreck: den aep zijn joncxkens hout,
Die doch soo leelick sijn, de schoonste van het wout.
Jacob van Zevecote (1596-1642)
January 1, 2007
Tussen droom en daad
Die overbekende regels van Elsschot zijn een klassieker, en terecht. Jullie krijgen hier daarom nog eens het volledige gedicht.
Anneke, menigmaal ergens tussen droom en daad.
Het Huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
-----uit: Verzen van Willem Elsschot (1882-1960)-----
Anneke, menigmaal ergens tussen droom en daad.
Het Huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
-----uit: Verzen van Willem Elsschot (1882-1960)-----
Subscribe to:
Posts (Atom)